Ik zal niet voor Tom werken.
Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
Wie heeft je huis gebouwd?
Ik heb vijftig euro in mijn zak.
de aardbeienjam
Kun je een goede bar aanbevelen?
een deur op een kier
het postkantoor
Weet u hoe lang het rijden is?
Hoe laat begint u met werken?
Ik wil zeggen dat het me spijt.
Waar kan ik geld wisselen?
het ganzengebraad
Hij gaf me een voorbeeld.
Zij hebben een schildpad.
Eet je graag rundsvlees?
hij was boos dat ik het niet deed
het vee, de boerderijen
We moeten Tom nog een kans geven.
Spreekt hier iemand Engels?