Adjectives 9 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He is happy.	Hij is blij.
	I am happy.	Ik ben blij.
	Yanni is happy with it.	Yanni er er blij mee.
	Yanni was not happy.	Yanni was niet blij.
	I’m glad you weren’t there.	Ik ben blij dat je er niet was.
	We’re glad you were able to come.	We zijn blij dat je kon komen.
	the beautiful house	het mooie huis
	the beautiful book	het mooie boek
	to clean	schoonmaken
	clean enough	schoon genoeg
	coffee with warm milk	koffie met warme melk
	hot chocolate	warme chocolademelk
	It’s a pleasant day, isn’t it?	Wat een mooie dag, niet?
	Is the bathroom clean?	Is de badkamer schoon?
	United Kingdom	Verenigd Koninkrijk
	The bathroom isn’t very clean.	De badkamer is niet erg schoon.
	Are you tired?	Ben jij moe?
	to be happy with	blij zijn met
	Everyone’s tired.	Iedereen is moe.
	Why isn’t Tom tired?	Waarom is Tom niet moe?