"two (2)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Yes, I have two children.	Ja, ik heb twee kinderen.
	forty-two (42)	tweeënveertig
	half past one	half twee
	It’s half past one.	Het is half twee.
	two minus one equals one	twee min één is één
	four minus two equals two	vier min twee is twee
	three minus one equals two	drie min één is twee
	six minus two equals four	zes min twee is vier
	eight minus two equals six	acht min twee is zes
	five minus three equals two	vijf min drie is twee
	five minus two equals three	vijf min twee is drie
	seven minus two equals five	zeven min twee is vijf
	nine minus two equals seven	negen min twee is zeven
	It has been open for two years now.	Het is nu twee jaar open.
	fifty-two (52)	tweeënvijftig
	one plus one equals two	één plus één is twee
	eighty-two (82)	tweeëntachtig
	one plus two equals three	één plus twee is drie
	two plus four equals six	twee plus vier is zes
	seventy-two (72)	tweeënzeventig