Understand spoken Dutch

Audio - Google text-to-speech

Recording English Dutch Learn
the chapter het hoofdstuk
the chef de chef
The chest contained gold coins. De kist bevatte gouden munten.
The chicken got up. De kip kwam overeind.
The child filled her pockets with pebbles from the shore. Het kind vulde haar zakken met kiezels van de kust.
The child is crying, because it wants to eat. Het kind weent, want het wil eten.
The child wants something. Het kind wil iets.
The child was covered in vomit. Het kind zat onder het braaksel.
The children are causing a fuss. De kinderen maken heibel.
The children go for a walk. De kinderen gaan wandelen.
the chili pepper de chilipeper
the chocolate egg het chocolade ei
The chocolates were hollow inside. De chocolaatjes waren van binnen hol.
The choice of words is, of course, no accident. De woordkeuze is natuurlijk niet toevallig.
The chore is finally done. Het karwei is eindelijk klaar.
the Christmas de kerst
The Christmas lights shone higher and higher: she now saw them like stars in the sky; one of them fell down and formed a bright streak of fire. De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger: zij zag ze nu als sterren aan den hemel; één daarvan viel naar beneden en vormde een lange, vurige streek.
the Christmas pudding de kerstpudding
The city has an illustrious history. De stad heeft een roemruchte geschiedenis.
The city is dirty. De stad is vuil.