Audio - Google text-to-speech

English Sort descending	Dutch	Learn
I used to play tennis.	Ik speelde tennis.	Learn
I used to play the trombone.	Ik speelde vroeger de trombone.	Learn
I usually take a bath before going to bed.	Meestal neem ik een bad vooraleer ik ga slapen.	Learn
I waited for Tom for three hours, but he never showed up.	Ik heb drie uur op Tom gewacht maar hij liet zich niet zien.	Learn
I walk	ik loop	Learn
I walk to work daily.	Ik loop dagelijks naar mijn werk.	Learn
I want a banana.	Ik wil een banaan.	Learn
I want a can of tomatoes.	Ik wil een blik tomaten.	Learn
I want a coffee, please.	Ik wil alsjeblieft een koffie.	Learn
I want a dish containing bread.	Ik wil een gerecht met brood.	Learn
I want a dish containing chicken.	Ik wil een gerecht met kip.	Learn
I want a dish containing eggs.	Ik wil een gerecht met eieren.	Learn
I want a dish with beef.	Ik wil een gerecht met rundsvlees.	Learn
I want a dish with fish.	Ik wil een gerecht met vis.	Learn
I want access to my invoices.	Ik wil toegang tot mijn facturen.	Learn
I want coffee with milk.	Ik wil koffie met melk.	Learn
I want that	ik wil dat	Learn
I want the chicken with cheese, please.	Ik wil de kip met kaas, alstublieft.	Learn
I want to be a cat.	Ik wil een kat zijn.	Learn
I want to buy a book.	Ik wil een boek kopen.	Learn