Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Audio
Audio - Google text-to-speech
Recording
English
Sort descending
Dutch
Learn
He looked for the key.
Hij zocht naar de sleutel.
Learn
He lost his momentum.
Hij verloor zijn schwung.
Learn
He made a lame joke.
Hij maakte een flauwe grap.
Learn
He made a statue from wax.
Hij maakte een beeld van was.
Learn
He made it public.
Hij hing het aan de grote klok.
Learn
He melted the wax for the statue.
Hij heeft de was gesmolten voor het beeld.
Learn
He muddled his sentences.
Hij verhaspelde zijn zinnen.
Learn
He must be aware of the danger.
Hij moet zich bewust zijn van het gevaar.
Learn
He must leave now.
Hij moet nu vertrekken.
Learn
He needs to tow the car away.
Hij moet de auto wegslepen.
Learn
He never watches television.
Hij kijkt nooit televisie.
Learn
He offered assistance to the crippled old woman.
Hij bood hulp aan de kreupele oude vrouw.
Learn
He often attributes his failures to bad luck.
Hij schrijft zijn mislukkingen vaak toe aan pech.
Learn
He opened the door.
Hij deed de deur open.
Learn
He ordered a beer.
Hij heeft een bier besteld.
Learn
He ordered me to be silent.
Hij heeft mij bevolen te zwijgen.
Learn
He ordered me to stand up.
Hij gaf me het bevel om op te staan.
Learn
He picks up the toys from the ground.
Hij raapt het speelgoed van de grond.
Learn
He played Hamlet on stage.
Hij speelde Hamlet op het toneel.
Learn
He plays the trombone.
Hij speelt trombone.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹‹
…
Page
166
Page
167
Page
168
Page
169
Current page
170
Page
171
Page
172
Page
173
Page
174
…
Next page
››
Last page
Last »